Onrust in mijn lijf sinds afgelopen donderdag. Sinds de welbekende foto van het aangespoelde jongetje in de Turkse badplaats Bodrum om de paar minuten op mijn Facebookpagina verscheen. Het “oooh” en “aaah” was niet van de lucht. En ik? Na de eerste schok ergerde ik me dood.
Niet omdat ik niet warm of koud werd van die foto. Net als alle moeders zag ik in dat kleine jongetje mijn eigen jongens. Mijn moederhart bloedde. Zoals velen met mij had ik er een lief ding voor over om dat jongetje, en vele andere jongetjes en meisjes die hetzelfde lot ondergingen, nieuw leven in te blazen. Kinderen die met of zonder ouders op weg waren naar een nieuw leven, waarmee zij alles achterlieten wat ze kenden omdat ze niet meer veilig waren in hun land van herkomst. Dat het jongetje in zijn korte leven, waarin hij niets anders kende dan oorlog en vluchten, een plek zou hebben waar hij zou kunnen opgroeien zonder steeds over zijn schouder te moeten kijken. En net als velen, voelde ik mij machteloos. Want dat kunnen we niet. Dat was verdriet en onmacht, maar geen ergernis.
Vluchtigheid
Nee, ik ergerde me aan de manier waarop deze foto gedeeld werd. Om “het sociaal-maatschappelijke probleem te laten zien.” Alsof heel Europa de afgelopen anderhalf jaar en langer onder een steen heeft geleefd. Of “We moeten wat gaan doen,” met vlak daarna een post met wat je vanavond gaat eten. Facebook is een prachtig medium, maar na een vluchtige interesse is het o zo gemakkelijk om weer over te gaan op de orde van de dag. Terug naar onze eigen werkelijkheid.
Toen ik erover nadacht, besefte ik dat je het niemand kwalijk kunt nemen. De gevoelens van de mensen die de foto delen zijn oprecht. Het staat alleen verder zo ver van je eigen leven vandaan. Een enkele keer wordt je dan geconfronteerd met de werkelijkheid van wat zich rond de Middellandse Zee afspeelt. Ik ook. Ik kon het mezelf ook niet aanrekenen. En misschien waren we wel een beetje afgestompt van al het nieuws over bootvluchtelingen.
Aylan Kurdi (want zo heet hij) was niet de eerste. Weet je nog, het meisje met het roze jurkje, afgelopen april? Dezelfde hartenkreten stegen op, dezelfde reacties werden geplaatst, ook die foto werd en masse gedeeld. En wat deden wij verder? Niets.
Boos
Het idee dat Aylan het zoveelste hartverscheurende beeld was dat even voorbij kwam, maakte me boos. Heel boos. Boos omdat het delen van een foto gelijk moet staat aan helpen, aan “iets doen.” Boos dat dit de manier moet zijn om het probleem op de kaart zetten en het idee te hebben om op deze manier de wereld een stukje beter te maken. Dat dit voldoende moet zijn om de regeringsleiders die zo moeilijk tot een besluit kunnen komen, een zetje in de goede richting te geven.
Ik was ook boos op mezelf. Dat ik niets had ondernomen. Wat kon ik doen? Ik wist het niet. En zo velen met mij voelden zich machteloos. Rusteloos. Ik vond zelfs dat ik gefaald had. Ik heb het zelf niet breed, maar ik heb het nog altijd beter dan de moeders die met hun kroost de grillige Middellandse Zee in een rubberbootje over moeten steken voor enig gevoel van veiligheid. Die moeders die dan nog niet weten dat ze helemaal niet zo hartelijk worden ontvangen als ze de overtocht overleven en eindelijk voet aan wal zetten in Europa.
Ik ging iets doen. Ik móést iets doen. Dus die avond ben ik gaan zoeken naar iets wat in mijn macht ligt om te doen.
Actie!
Ik heb mij via Vluchtelingenwerk aangemeld als Taalcoach. Voor mensen die mogen blijven en die aan het inburgeren zijn en die hulp hebben met taal, maar ook iemand nodig hebben die hen wegwijs maakt in de Nederlandse cultuur. Maar ik voelde me nog steeds rusteloos. Ik wilde méér. Dus ik zocht verder en vrijdag kwam ik een aantal initiatieven tegen op Facebook.
Dutch Parcels for Refugees. Ik ben door mijn huis heen gegaan. Kleding die ik allang niet meer droeg maar die nog in mijn kast lag, heb ik in een doos verzameld. Vesten, broeken, truien, dekens, omslagdoeken, tasjes; alles waarvan ik dacht dat het nuttig is, heb ik erin gestopt. Daarna ben ik door de kasten en dozen kleding van de jongens heen gegaan. Dingen die zij niet meer aankunnen maar die ik nog had bewaard, zijn allemaal ingepakt. Schoenen, jassen, sjaals, mutsen, vesten, alles wat van waarde kan zijn. Een paar knuffels zelfs. En de restanten babypoeder (dichte verpakkingen ja), een pak luiers, flessen die ik nog had liggen, zelfs een babytandenborstel. Alles zit erin. Ik heb de dozen inmiddels ingepakt met wat hulp (want dozen had ik tekort). Alles wordt verstuurd naar Griekenland. De winter wordt vast niet prettig in een tentenkamp of reizend door de bergen van de Balkan. Via DHL kost het 22 euro per doos.
Ik ben een Gastgezin voor een Vluchteling. Het initiatief is gestart in Apeldoorn, waar de oprichters iets wilden doen voor de vluchtelingen die daar in de Amerikahal werden opgevangen. Een keer een maaltijd nuttigen. Samen koffie drinken. Ze helpen met de procedures waarin ze verstrikt raken en waarbij ze hulp nodig hebben. Nee, je hoeft geen asielzoeker in huis te nemen. Maar je kunt wel veel samen doen met ze. Op moment van dit schrijven hebben al ruim 16.000 mensen zich aangemeld. Waaronder ik. Want ook al hebben we in Culemborg geen AZC, er zijn vast dingen waar ik mee kan ondersteunen, al is het maar een uurtje per week.
Ook op de website van het COA kun je je diensten aanbieden via het contactformulier.
Druppel op de gloeiende plaat
Voel je je net als ik machteloos, rusteloos, en wil je iets doen? Ga vooral eens kijken op deze sites en google er lustig op los. Aylan kunnen we er niet meer mee helpen. Vele anderen die de overtocht nog moeten maken ook niet. Maar áls ze dan de gevaarlijke overtocht hebben overleefd, hebben ze in ieder geval droge en warme kleding. Kunnen de baby’s eten en worden verzorgd. Kunnen kinderen even spelen, voordat ze vertrekken naar het land waar hun ouders daadwerkelijk heen willen.
Bovenstaande hebben Aylan en zijn voorgangers in ieder geval in mij naar boven gebracht, en als ik de initiatieven die de afgelopen weken goed van de grond komen, bekijk, het feit dat de COA alle telefoontjes met aanbieden van hulp niet meer aan kan, heeft hij de vonk in meerdere mensen ontstoken. Helaas kan hij het zelf niet meer met eigen ogen zien, maar we kunnen voor zijn medemens de wereld samen een stukje beter maken.
Een druppel op de gloeiende plaat? Misschien. Idealistisch? Onrealistisch? Vast. Maar als wat ík doe het leven van één iemand kan vergemakkelijken, heb ik toch een beetje geholpen.